Corona

Corona Vrijdagmiddag, ik heb Sterre net uit school gehaald en met haar rolstoel onze auto in gereden. Ze wil iets zeggen, dat zie ik aan haar bewegingen.
Haar spraakcomputer zit in de tas, dus we spellen met de letterkaart (die in onze hoofden zit).

‘Als ik het coronavirus heb, moet ik door een verpleegster worden verzorgd’, spelt Sterre. Meteen daarna barst ze in snikken uit.
Na even doorvragen begrijp ik dat dit het (op zich logische) antwoord van de juf was op Sterres eerder getypte vraag: ‘Wat als ik het coronavirus krijg?’

Het duurt een paar minuten, maar uiteindelijk kan ik Sterre geruststellen.
“De kans dat jij het virus krijgt, is heel klein”, zeg ik. “En áls het zo is, blijven papa en mama gewoon voor jou zorgen.
We hopen ver weg te kunnen blijven van ziekenhuizen”, voeg ik nog toe.

Eenmaal thuis begint Sietse. “Mama, kan ik ook doodgaan aan het coronavirus?”
Hij heeft op school geleerd om in zijn elleboog te niezen en hoesten. Dat ook daadwerkelijk doen blijkt iets anders, merken we tien seconden later. Hij is snotverkouden en proest in één hand. En op zijn trui, en op de iPad, en op tafel.

‘O jee, Sietse heeft corona’, typt Sterre. ‘Ik ga voor mezelf op internet opzoeken: Wat als je het coronavirus hebt en je niet alles zelf kan doen?’

Een paar avonden later zie ik op het Jeugdjournaal dat 7 van de 10 kinderen bang zijn voor het coronavirus. Daar horen die van mij dus bij. Ik hoop dat het blijft bij angst die wij door geruststelling kunnen dempen.
Delen:

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.